Het natuurlandschap Honegem ligt op de grens tussen
Lede, Erpe en Aalst en beslaat in zijn totaliteit ruim 200 hectare.
Nagenoeg centraal liggen de Honegemse turfputten te Erpe. Na
generaties op ambachtelijke wijze te zijn ontgonnen, ontstond rond
de nog steeds zichtbare putten een uniek moerasgebied. Op de plaats
waar ooit een meander van de Molenbeek verveende, werd er tot het
einde van de 19de eeuw turf gestoken, lang voor steenkool bij ons
als brandstof gebruikt werd. Nadien werd de ontstane depressie in
gebruik genomen als vlasrootputten. Het vlas werd in de putten
gelegd en kreeg zwarte els en zware stenen over zich. Na een week
rusten kwam de vlasvezel los en kon hij gebruikt worden om te
spinnen.
Wie was Joos d’Hooghe ?
Leuk is het geheimzinnige verhaal van Joos d'Hooghe. Niemand weet
wie hij is of vanwaar hij kwam, alleen zijn dood werd in de
Honegemse turfputten vastgesteld. Hij verdronk er in 1744. Gewoon
een ongeluk of is hij toch om het hoekje geholpen ?
Enkele oude gebouwen aan de rand van het gebied zijn ankers in dit
wijde landschap. Het Doornlarekapelleke, gebouwd langs een
historische kerkwegel, staat letterlijk onder een oude rode meidoorn,
het Gillekeshof is een prachtige eeuwenoude vierkantshoeve die
momenteel gerestaureerd wordt, en de nog draaiende Cottemmolen op de
Molenbeek is industriële archeologie van de bovenste plank.
Het Honegemgebied is in meer dan één opzicht de moeite waard.
Dorelaarkapelleke
Dit historisch monumentje bevindt zich langs de
oude Marktweg (voetweg 116), tussen de Blomstraat en de Sasstraat te
Lede. Het staat op de Noordgrens van het beschermde landschap.
Het bouwwerk, in zijn huidige vorm, dateert van 1905, maar de oudste
sporen van het Dorelaarkapelleke zijn terug te vinden in geschriften
van 1823. De kapel heeft door zijn geïsoleerde ligging steeds te
lijden gehad van vandalisme. In 1981 werd ze door de huidige
eigenaars heropgeknapt en werd een nieuw beeld (anonieme schenking)
gewijd. Het kapelleke is toegewijd aan O.L.Vrouw van Lede.
De naam komt van de dorelaar, zijnde een doren of doornstruik als
grenspaal van een eigendom. Nu ook bevindt er zich achter de kapel
een rode meidoorn. Eigenaar; de familie Mertens-Raemdonck, Onegem,
Aalst
Gillekes Hof: Honegemstraat 81,
9420 ERPE
De hofstede zoals ze vandaag te zien is, is het resultaat van een
bouwontwikkeling van ca. 1750 tot 1850. Tussen 1876 en 1914 werden
nog enkele minder belangrijke wijzigingen aangebracht. Na 1914
bleef het pand ongewijzigd tot vandaag.
"Gillekes Hof" ontleent zijn naam aan één van zijn bewoners,
namelijk Juliaan DE BOECK (1803 – 1876), in de volksmond genaamd “Gilleken”.
Hij heeft een belangrijk aandeel gehad in het ontstaan van deze
gesloten vierkantshoeve, die om drie redenen uniek mag genoemd
worden. Ten eerste illustreert deze boerderij zeer goed de
ontwikkeling van een vierkantshoeve in relatie met het omliggende
landbouwareaal tijdens de tweede helft van de 18de eeuw en de eerste
helft van de 19de eeuw. Het geheel sedert het midden van de 19de
eeuw nagenoeg ongeschonden bewaard gebleven. Ten tweede had het hof
een belangrijke historisch-agrarische betekenis. Er is een zeer
duidelijke relatie vast te stellen tussen de succesvolle expansie
van dit boerenbedrijf, geïllustreerd door de opeenvolgende
bouwcampagnes en het aankopen van zg. "zwart goed" tijdens de
Beloken Tijd. Tenslotte ligt de boerderij in een uniek landschap:
zij wordt omgeven door een oude boomgaard en aan de overzijde
bevindt zich het beschermd landschap "Honegem-Solegem-St.-Apollonia"
van 106 ha.
De oudste bewoning van het perceel gaat vermoedelijk terug tot de
17de eeuw. Hoe de hofstede er toen uitzag en wie ze bewoonde, is
niet duidelijk.
Tijdens de eerste helft van de 18de eeuw was het pand eigendom van
Laurentius (Lancelot) CASSIER en werd ook door hem en zijn familie
bewoond. Het complex (zie plan I) bestond uit een woonhuis (A) met
daaraan verbonden een koestal (B). Haaks daarop, maar losstaand,
bevond zich vermoedelijk een schuur (C). Het is deze situatie die
herkenbaar is op het plan van de Ferraris van 1771-1778 (zie kaart
1). Van deze constructie is vermoedelijk de stal en enkele delen
van de schuur tot vandaag bewaard. Toen Laurentius CASSIER in 1775
overleed, volgde zijn oudste zoon, Livinus CASSIER hem op als
eigenaar. Livinus was te Erpe geboren in 1731 als zoon van
Laurentius en Adriana BURGHELMAN. Hij huwde in 1758 met Joanna Maria
VAN DEN BERGH, die echter reeds in 1763 overleed. Nog in datzelfde
jaar huwde Livinus met Ludovica STERCK. Volgens de landbouwtelling
van 1785 bezat hij 3 melkkoeien en behoorde daarmee tot de 14%
grootste landbouwers van Erpe.
Rond 1790 werd het oude woonhuis afgebroken (zie plan II) en een
nieuw opgetrokken (A). Hoogstwaarschijnlijk gebeurde dit op
initiatief van Jacobus DE BOECK, die in 1788 huwde met Christina
CASSIER. Zij was geboren te Erpe in 1766 als tweede kind uit het
tweede huwelijk van Livinus CASSIER. Naar aanleiding van dit
huwelijk werd in juni 1789 een nieuwe eigendomsregeling getroffen
tussen Livinus CASSIER, zijn oudste nog in leven zijnde dochter
Joanna Maria CASSIER en Jacobus DE BOECK, waarbij laatsgenoemde
eigenaar werd van de hofstede en omliggende boomgaard en bos.
Dit woonhuis bleef nagenoeg ongeschonden bewaard. Het was een
dubbelwoonst met twee uitgangen naar het erf. In de zuidgevel werden
vijf grote vensters aangebracht. De vensterluiken zijn inmiddels
verdwenen, maar het sluitwerk is nog aanwezig. Deuren en vensters
werden gevat in omlijstingen van gesinterde steentjes met
eikenhouten bovendorpel. De arduinen lekdrempels werden pas in de
loop van de 19de eeuw aangebracht, toen één van de twee
deuropeningen gedeeltelijk werd dichtgemaakt.
De noordgevel kreeg vijf kleine muuropeningen met diefijzers,
waarvan er nog drie voorzien zijn van luikjes. De bovenste helft van
de dakbedekking bestond uit stro en de onderste uit dakpannen. Deze
dakbedekking werd rond 1900 volledig vervangen door blauwe dakpannen
en met stropopjes gedicht. Het is de dakbedekking die nog steeds
aanwezig is.
In de loop van de eerste helft van de 19de eeuw werd de schuur
verder uitgebreid (zie plan III) naar de straatkant toe (in N.-O.
richting) met een nieuwe koestal (D), een stapelruimte (E) en een
paardestal (F). Nog voor 1842 heeft het complex dus zijn gesloten
bouwvorm gekregen, die in de Atlas der Buurtwegen (1842) en op het
Plan Popp (ca. 1845) herkenbaar is (zie plan IV). Dit betekent dat
de grote schuur (G) nog voor 1842 gebouwd werd. In de gevel langs de
binnenkoer van deze schuur (G) werd een arduinen steen aangebracht
met vermelding van de naam van Juliaan DE BOECK en het jaartal
1857. Het is niet duidelijk of het hierbij gaat om een louter
bezitsmerk, dan wel om het tijdstip waarop de bedoelde vleugel werd
opgetrokken. In dit laatste geval zou het dan moeten gaan om een
herbouw van een reeds bestaande schuur. In elk geval kan de datum
van 1857 in verband gebracht worden met het overlijden van Marinus
DE BOECK in 1856. Marinus, geboren te Erpe in 1775, was de tweede
echtgenoot van Christina CASSIER en vader van Juliaan DE BOECK,
geboren te Erpe in 1803.
Tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw nam Gustaaf De Boeck,
zoon van Juliaan de hofstede over. Het was in die periode dat nog
enkele kleinere "afhankelijkheden" opgetrokken werden, zoals een
bakoven met bakhuis, een vogelren e.d. Een deel van de schuur werd
omgebouwd tot een tweede paardenstal. Nog voor de Eerste
Wereldoorlog werd een stal aangebouwd voor kalveren. Na 1914 werd
aan de bouwconstructie nagenoeg niets meer gewijzigd of toegevoegd.
De boerderij werd het laatst bewoond door François De Boeck (1886 –
1972) en Germaine De Boeck (1893 – 1976), kleinkinderen van Juliaan.
Hoewel de hofstede nog steeds in familiebezit is, wordt sedert 1997
door de “Vrienden van de Honegem vzw” alles in het werk gesteld tot
het behoud van deze merkwaardige site. Een restauratieontwerp werd
opgemaakt door arch. Ludo De Smedt van “Architektenateljee ARK” (Brussel).
Een eerste restauratiefaze startte begin 2000 en is nagenoeg
voltooid. (Tekst: Wenceslaus Mertens).